De anamnese wordt hier onderverdeeld in:
Bij arteriële problemen gaat het meestal om een verminderde toevoer van bloed naar de perifere organen en weefsels. Een verminderde bloedvoorziening geeft over het algemeen pijnklachten. Deze pijn treedt vooral op de voorgrond bij inspanning. Hoe zwaarder de inspanning hoe erger de pijn.
Zo is bij claudicatio intermittens de pijn voornamelijk aanwezig bij helling lopen, het dragen van tassen of gereedschap. Bij langzaam lopen treden de klachten niet zo snel op. De patiënt geeft dan ook vaak aan dat hij/zij liever alleen loopt, of niet goed met andere mensen mee kan lopen.
De pijn wordt aangegeven als zwaar en klemmend gevoel in de
spiergroepen.
De pijn straalt niet uit.
De pijn kan dwingen de patiënt de inspanning enige tijd te
staken (stoppen met lopen). Op grond hiervan wordt claudicatio
intermittens ook wel etalage-ziekte genoemd.
Er kan ook gevraagd worden naar erectieklachten op grond van obstructie van de aorta of iliacaal vaten.
Meestal bestaan arteriële klachten al een tijd en zijn in de loop van de tijd erger geworden. Bij anamnese moet gevraagd worden of de klachten invaliderend zijn voor de patiënt, of alleen maar als onaangenaam ervaren worden.
Er moet expliciet naar rustpijn gevraagd worden. Rustpijn
treedt aanvankelijk met name 's-nachts op. De rustpijn wordt in
tegenstelling met de pijn bij claudicatio intermittens juist
distaal in de extremiteit aangegeven. Deze pijn is vaak hevig. Om
de rustpijn te doen verminderen zal de patiënt verticaliseren;
het been wordt uit bed gehangen of de patiënt gaat lopen.
Als er weefselverlies optreedt op basis van arteriële
insufficiëntie ervaart de patiënt pijn ter hoogte van de
necrose of het ulcus. Deze pijn is vaak zeer heftig.
Bij de anamnese moet altijd gevraagd worden naar risicofactoren die arterieel vaatlijden waarschijnlijk maken.