Buikpijn is het hoofdsymptoom, eerst rond de navel, later in de onderbuik rechts.
De pijn is continu aanwezig in de rechterhelft van de onderbuik.
Variatie in de secundaire pijnlokaties wordt veroorzaakt door variaties in de ligging van de appendixtop en de ligging van de appendix ten opzichte van de andere inwendige organen. Bij een ligging van de appendix in de pelvis wordt de pijn suprapubisch aangegeven, bij de retrocaecale ligging in de zij.
De pijn begint als een doffe diffuse pijn en ontwikkelt zich tot een meer aanwijsbare pijn op het punt van MacBurney. De pijn kan uitstralen naar de rug en er kan een psoasfenomeen optreden.
De pijn neemt binnen het tijdsbestek van een dag toe van pijn in de maagstreek, midden boven de navel, vaak tot een specifieke pijn gelokaliseerd in de rechteronderbuik. Défense musculair ontwikkelt zich hier chronologisch mee.
Loslaatpijn bij palpatie, psoas fenomeen, abrupt uitgevoerde bewegingen.
Het aannemen van een gebogen houding, met optrekken van het rechter been of beide benen is voor de patient vaak het aangenaamst.
Obstipatie is regel, maar diarree komt ook voor, vooral bij kinderen.
Bij vrouwen moet middenpijn, ovulatiepijn en menstruatiepijn worden uitgesloten.