Atherosclerose is in meer dan 90% de onderliggende oorzaak van
obliteratief vaatlijden. In de westerse wereld heeft vrijwel
iedere volwassene tekenen van perifere atherosclerose.
Bij een postmortaal onderzoek werd aangetoond dat 15% van de
mannen en 5% van de vrouwen ernstige vaatvernauwing heeft.
Atherosclerose treft meestal de grote slagaders van het been, met
name de femoraal-arteriën en slechts zelden de slagaders van de
armen (verhouding 50:1).
De afwijkingen kunnen lange tijd sluipend verlopen.
Atherosclerose wordt
gekenmerkt door de vorming van verdikkingen in de intima
van de vaatwand, plaques, waarop zich thrombi kunnen
hechten. Door deze verandering wordt het lumen van het
bloedvat vernauwd en kan de bloedstroom door het vat
worden belemmerd. Dit kan leiden tot claudicatio
intermittens. Indien de ziekte zich uitgebreid heeft
ontwikkeld kan een dreigend weefselverlies van de
extremiteit optreden.
|
![]() |
U ziet hier een histologische doorsnede van een typisch door atherosclerose aangedane arterie met eccentische plaques. |
Als een patiënt zich presenteerd met tekenen van een verminderde doorbloeding kan, afhankelijk van het stadium waarin de ziekte zich bevindt, verwacht worden dat na 5 jaar bij 5% tot 25% van de patiënten een amputatie heeft plaatsgevonden. De levensverwachting van een patiënt met claudicatio intermittens op basis van atherosclerose is in vergelijking met leeftijdsgenoten zonder claudicatio intermittens sterk beperkt: er treedt 2-3x zo vaak een cardiovasculair accident op (cardiaal, cerebraal of renaal).